maandag 12 mei 2014

Wie ben ik - Wat als YA echt was... (tag)

En zo was ik opnieuw getagd, voor een behoorlijk creatieve tag dit keer. Dank je wel, Emmy en de beginnende schakel voor deze tag, Joany, voor deze leuke, maar af en toe toch wat lastige uitdaging. 
Het was de bedoeling dat ik een biografie zou schrijven, maar niet zomaar een biografie. Nee, wat als mijn boeken in het ya-genre werkelijkheid zouden zijn? Hoe zou het eruit hebben gezien als mijn leven precies zo was als in een aantal van mijn favoriete boeken? Tja... Dat was even nadenken. 
Het is een mooie mengelmoes geworden van gebeurtenissen die gebaseerd zijn op mijn echte leven, en gebeurtenissen uit mijn boekenleven. Zelf vond ik dat fijner schrijven dan iets heel nieuws verzinnen met stukken uit boeken. Dus ik heb het lekker "dicht bij mijzelf" gehouden. 

En natuurlijk mag ik zelf ook mensen taggen! Ik weet dan wel niet 100% zeker of ik het goed gedaan heb zo, maar ik vind het zelf een aardig (toch nog enigszins persoonlijk) stuk geworden, haha!
De volgende mensen van wie ik nieuwsgierig ben naar hun eigen ya-biografie:
- Ilse
- Isabel
Marijke
Daniëlle
Marjon

*****
Mijn leven in het "kort"... Hmm.
Ik groeide de eerste vier jaren van mijn leven op op het eiland Thisby. Omgeven door strand, zee en duinen begon ik mijn leven stapje voor stapje te ontdekken. Meestal was het rustig op het eiland, maar aan het eind van het jaar trok het eiland altijd ontzettend veel toeristen. Al mocht ik rond die tijd, november, mijn verjaardagsmaand, absoluut niet aan het strand komen van mijn ouders; dat was veel te gevaarlijk. Ik vond dat wel jammer als klein hummeltje, want ik wilde mijn verjaardag zo graag eens aan het strand vieren! Ook al was het dan niet zulk lekker weer. Toch heb ik ooit stiekem een keer een blik gewaagd rond die tijd, als kind is het altijd verleidelijk dát te doen wat je eigenlijk helemaal niet mag. Dus ik ging verder met mijn ontdekkingstocht in de grote, wijde wereld. Vanaf de toppen van de duinen keek ik mijn ogen uit. Wat een uitzicht... wat een golven!
Tot een van de golven zich losmaakte van de zee en met een snelvaart op mij af kwam stuiven. Het gebries uit de grote, donkere neus klonk in mijn oren toen het paard met wilde ogen langs mij heen rende. De benen denderden langs mij heen, het leek alsof het paard mij nooit gezien had. Snel kroop ik achter een kleine zandbult en waagde het een vluchtige blik naar het paard te werpen. Het paard was prachtig; vol vuur, maar toch ook weer zo betoverend. Het koninklijke wezen snelde zich naar een schaap, dat afgedwaald was van zijn kudde dat enkele meters achter mij aan het grazen was op een klein, verlaten veldje nabij een vervallen boerderij. Het enige wat ik toen nog kon zien was rood. Ik slikte een gil in en hobbelde zo snel ik kon naar ons huis, dat gelukkig niet al te ver weg was en kroop direct in mijn bed. Dekens over mij heen getrokken, uit alle macht proberend het bloed van mijn netvlies te wissen. Slapen lukte dagenlang niet meer.
Dat was het moment geweest waarop ik besloot nooit echt een paardenliefhebber te worden (aaien vond ik prima, maar ik paste sindsdien wel goed op, straks beten ze mij wel... of erger!) en dat mijn ouders besloten om te verhuizen. Het eiland werd te gevaarlijk met al die bloeddorstige Waterpaarden.

We kwamen in een mix van stad/dorp te wonen; het was vele malen kleiner als Amsterdam bijvoorbeeld, maar het was ook weer niet zo klein dat het echt een dorp genoemd kon worden. In eerste instantie dacht ik dat er niets te beleven viel. Ik ging wel naar school natuurlijk, wat ik erg leuk vond, en ik ging met andere kinderen om, maar toch had ik het gevoel dat ik iets miste. Naarmate ik ouder werd en de basisschool had afgerond, begon mijn leven te veranderen. Ik kwam in aanraking met creatievelingen, magiërs. Magiërs die geen van allen een brief van Zweinstein kregen, net als ik. Wij mochten van onze leermeesters wel een kijkje nemen in het leven van andere scholieren op die school, door middel van boeken die werden uitgegeven via ene J.K. Rowling. Het was een boeiende school, dat konden wij wel zien! Toch kregen we stiekem een beetje de bibbers toen we erachter kwamen dat een oude leerling van Zweinstein daar terugkeerde, op duistere wijze. Gelukkig hadden wij niet zo'n persoon in de buurt!
Nee, in plaats van op een plek te blijven, reisden wij rond met onze grote, zwart-witte tent. Ik weet nog goed, toen ik nog niet bij hen hoorde, dat ik elke dag stiekem ging kijken of de tent er nog altijd stond, nadat ik het voor de eerste keer had gezien. De tent had een magische aantrekkingskracht op mij. Ik moest gewoon weten hoe het er vanbinnen uitzag. Ik liep voorzichtig naar het grote hek, wat om het terrein heen stond.
Het was dicht. Met mijn nieuwsgierigheid door de adrenaline gevoed van het feit dat ik zo dichtbij was, liep ik vlug langs het hek, tot ik een opening vond waar ik net doorheen kon klimmen. Het terrein was stil geweest en ik keek mijn ogen uit. De plek was nog groter dan ik had gedacht; langzaam maar zeker verdwaalde ik en kon ik het gat in het hek niet meer terugvinden. En kwam ik ook in oog te staan met twee kinderen met vuurrood haar. Enthousiast staken ze hun handen uit om die van mij te schudden en stelden zich voor als Poppet en Widget. Ze namen mij mee voor een rondleiding langs alle mooie, magische plekken en smeekten mij om te blijven. Het was daar namelijk zo gezellig! Na eens goed nagedacht te hebben besloot ik dat ik mij hier wel thuisvoelde en hier inderdaad wel een tijdje wilde blijven. Helaas bleven mijn krachten, die je toch wel nodig had voor de acts, geheel uit tijdens mijn verblijf. Een teleurstelling. Ik had gewoon gehoopt dat ik ook iets bijzonders had, iets waar andere mensen vol verwondering over konden praten.

Ik heb enkele jaren meegereisd met het betoverende circus, tot ik meer wilde zien. Meer mee wilde maken. Dus ik trok erop uit, in mijn eentje. Ik vond het heerlijk. Niemand om rekening mee te houden, de dingen doen die ik zelf wilde.
Na een lange zwerftocht door dorpen en steden, kruiste mijn pad met een groep zwartgeklede personen.
Het leken wel strijders. Ik dacht destijds tenminste dat het strijders waren, want ze waren allemaal volgepakt met wapens. Wapens die ik nooit eerder had gezien. Sommigen leken zelfs licht te geven. Elke strijder had kronkelende tattoo's op zijn armen, eentje had er zelfs een in zijn nek.
Een gil vanuit het achterste gedeelte van de groep maakte dat ik mijn hoofd had gedraaid en zag hoe een van de strijders, die met de tattoo in zijn nek, met pijl en boog een persoon neerschoot die uit het bos kwam gerend. De persoon verdween in een paar seconde nadat de pijl zijn doel had getroffen. Ik was trillend blijven staan, niet wetend wat ik nu eigenlijk precies had gezien. Moord? Magie? Of had ik het mij verbeeld? Nog meer donkere schaduwen schoten door de bomen, richting de weg waar wij met grote ogen bleven staan. Wie waren die schaduwen? En waarom verdwenen ook zij, na elke aanval die die strijders uithaalden?
Een van de strijders die door was blijven lopen tijdens het gegil en het vechten in de groep, keek mij met samengeknepen ogen aan. Alsof hij mijn reactie probeerde te peilen. Zijn blonde haar wapperde om hem heen terwijl zijn blik van een soort woede naar verwarring leek te flikkeren. Snel schudde hij toen zijn hoofd, en trok een meisje met lange, rode haren met zich mee, die net een stap naar mij had willen zetten, haar mond half open met een vraag die ze niet kon stellen. Hij riep iets, zij riep iets, maar ik verstond het niet.
Donkere rookpluimen dwarrelden op dat moment om ons heen. Voor iemand ook maar iets kon zeggen, ontstond er chaos. Complete chaos. Geduw, getrek. Gegil.
En toen was het stil.

Er kolkte een donkere massa om mij heen. Ik zag niets meer. Helemaal niets. Het was doodstil, en ik liep voorzichtig op de tast verder de duisternis in. Waar aan de ene kant de duisternis een kalmte over mij uitstraalde, vertrouwde ik het niet. Waar was ik? Pas toen ik het gekras in de verte hoorde, liepen er rillingen door mijn hele lijf. Ik had hier van gehoord, van de Shadow Fold, maar nooit gedacht dat ik er zelf ooit in zou belanden. Het gekras en gekrijs werd luider. Ze kwamen mij halen... De Volcra waren uit op een nieuwe prooi. De ogen van de Volcra die mij het eerst bereikte, staarden in het niets; ze leken gevuld met een melkkleurige waas. Niets. Precies wat mijn lot zou zijn. Niets.

Een felle lichtflits maakte dat de Volcra wegvloog, op zoek naar zijn vertrouwde duisternis. Een hand pakte mijn arm vast en leidde mij mee naar een andere plek. Blauwe vonken vlamden om ons heen, en ik schrok; ik was het niet die in vlammen stond. Dat was degene die mij meenam. Mijn ogen werden groter en ik probeerde door de duisternis te zien wie mij meevoerde naar welke plek dan ook. Twee gloeiende kattenogen keken mij vriendelijk maar bedachtzaam aan.
"Ooit kom jij er wel." Zijn stem klonk kalm, de rust uit zijn woorden leken op dat moment mijn hele lichaam over te nemen. Zijn vlammen baanden zich een weg door de donkere mist, ons enige punt van licht.
"Zolang je in jezelf gelooft, kom jij er wel. Tessa wist eerder ook niet precies wat ze allemaal kon, tot ze haar krachten leerde te gebruiken op de manier die voor haar het beste was. En zo zal het ook met jou gaan. Ik heb het vaak genoeg zien gebeuren in mijn leven. En geloof mij, mijn leven is lang. Lang genoeg om meer mensenkennis te hebben dan wie dan ook." Hij legde zijn arm even over mijn schouder. "Houd hoop."
Een zachte lach verscheen over zijn gezicht toen we eindelijk weer in het volle licht liepen, de donkere mist achter ons latend. Eindelijk kon ik mijn held zien. Zijn kattenogen fonkelden vol levenslust. "Zoals ik ooit eens gehoord heb in een gesprek van oude vrienden: "Have faith in yourself. You can be your own mirror." Heb vertrouwen. Het komt goed. Als je jezelf maar niet uit het oog verliest."

Met deze woorden, uitgesproken door mijn held die Magnus Bane genoemd wordt, betreed ik nu elke nieuwe wending in mijn leven. Mijn tijd komt nog wel. Ik weet het zeker! Zolang ik mijzelf dus maar niet uit het oog verlies. Maar gelukkig heb ik daarvoor in Magnus een goede leermeester gevonden. En de strijders? Die worden Shadowhunters genoemd, jagers van de duisternis, jagers van demonen, die mij vanaf nu altijd zullen volgen. Ik heb mijn kracht nog altijd niet gevonden, namelijk. Tot die tijd zijn zij er voor mij.
Samen met Magnus Bane, die hen vaker had geholpen met hun strijd tegen het kwaad omdat hij nu eenmaal een Warlock was; de High Warlock of Brooklyn zelfs.
Ze moeten ook wel; tijdens een van onze avonturen raakte ik gewond, en probeerden de Shadowhunters mij te helen. Dit was niet zomaar iets, het was een enorme gok. Als ik alleen mens was geweest, had ik mijn biografie niet kunnen schrijven nu.
Nee. Ik bleek namelijk een van hen te zijn.
Maar dat is een verhaal voor later.


De boeken die ik heb gebruikt:
Dodenrit, door Maggie Stiefvater
Harry Potter, door J.K. Rowling
Het Nachtcircus, door Erin Morgenstern
The Mortal Instruments, door Cassandra Clare
The Grisha, door Leigh Bardugo
The Infernal Devices, door Cassandra Clare

2 opmerkingen:

  1. Jeetje.... ;-) mooi hoor!

    alles loopt rustig op mijn werk, dus heb nu nog 5 uurtjes om er over na te denken...

    BeantwoordenVerwijderen